bron: 64 interlyceale (boekje)
transcriptie: Daniël

64 interlyceale [transcripties]

Met dank aan Peter Vons voor het beschikbaar stellen van SCANS.


Inhoud op internet gezet met toestemming van Lennaert Nijgh.
De copyrights blijven onverkort geldig.
Transcripties kunnen overname-fouten bevatten. Correcties zijn welkom.



bron: 64 interlyceale
transcriptie: Peter / Daniël (v2003-04-30)

"SCHRIJVERS OVER SCHRIJVERTJES"

"neem niet te veel hooi op je vork"

     De opsteljury, bestaande uit Hella Haasse, Remco Campert en Aar van der Werfhorst gaf haar oordeel over de gemaakte opstellen. Op onze vraag hoe de jury het peil vond, zei Helle Haasse: "Voor schoolopstellen was het een verrassend resultaat! Het is wel duidelijk geworden dat voor scholieren het gemakkelijker is om een verhaal te schrijven dan een ernstige beschouwing". Het viel verder de jury op dat de stijl van de opstellen minder zwaarwichtig van toon en bombastisch was dan enkele jaren geleden. Remco Campert (slok sherry) zei: "In deze verhalen vind je een weerspiegeling van de hedendaagse literatuur". De jury was het met elkaar over het winnende opstel volkomen eens: "Het was een afgerond, sluitend geheel met een rustige stijl. Er sprak veel gevoel voor humor uit dat hier goed op zijn plaats was". Voor de andere verhalen gold hetzelfde, hoewel natuurlijk in mindere mate. Verder vonden de schrijvers dat schrijvertjes in verband met de beschouwende opstellen, zich niet te gauw moeten wagen aan wereldbeschouwende onderwerpen, al is het streven loffelijk. De manier waarop ze de onderwerpen benaderden vereiste wel wat meer levenswijsheid en vooral kennis dan scholieren kunnen hebben.
     Zij vertelde ons tenslotte ook nog dat ze, hoewel ze behalve Hella Haasse nog nooit in een jury hadden gezeten, het een leuke opgave hadden gevonden. Wij bedankten de jury hartelijk voor hun bereidwilligheid iets te vertellen, en voor de liefhebbers nog even de onderwerpen:

1- Een waanzinnig spel.
2- De aard heeft einde nog begin.
3- De dubbelzinnigheden van het bestaan.
4- Een kwalijk meneertje.
5- Stemmen horen.
L.Visser B.L.
R.Hogeweg A.L.
R.v.Rooij L.L.



bron: 64 interlyceale
transcriptie: Peter / Daniël (v2003-04-30)

EEN WAANZINNIG SPEL

Lennaert Nijgh Kennemer Lyceum

     Nooit van mijn leven zal ik de dag vergeten dat ze me pokeren leerden. Dat was aan het strand, in een houten paviljoen waar een bar stond en waar de min of meer artistieke lieden van ons stadje zich plachten te verzamelen. Ik kwam daar op een keer nietsvermoedend binnen om iets te gebruiken en mijn krantje te lezen, want een mens moet tenslotte op de hoogte blijven van het wereldnieuws, en met een kopje koffie ging ik op mijn gemak zitten en verdiepte mij in het wereldnieuws. Na een tijdje voelde ik iemand aan mijn schouder plukken.
     "Niet doen", zei ik, "ik moet Koning Hollewijn nog uitlezen". Naast mij stond mijn vriend uit Zandvoort, een mooie jongen met veel geld, die in het cafébedrijf werkzaam is. Hij vroeg mij of ik ging pokeren. Ik zei dat ik dat niet kon, en verdiepte mij weer in mijn krant.
     "Ja maar dat moet je leren", riep hij, "iedereen doet dat toch!" Hij legde mij uit, dat de kunst van het pokeren iets was, wat men zeer zeker moest beheersen om te slagen in het leven. "Goed dan", zei ik, en stond op. Koning Hollewijn moest maar even wachten, vervelend, maar goed, ik wilde mijn vriend een pleizier doen. Ik stelde mij voor, dat pokeren wel iets flauws zou zijn, zoals zwarte pieten, want kerels die ik het altijd aan de bar zag doen stonden vrijwel allen bekend om hun volmaakt gebrek aan hersens.
     Toen we aan de bar zaten kwam Paul, de barman, aandragen met een lederen bekertje, waarin vijf stenen. Mijn vriend liet mij een pils inschenken en begon het spel uit te leggen. "Kijk," zei hij, "je schudt de beker en keert hem om. Zo. En dan kijk je wat er onder ligt". Hij omvatte het bekertje met beide handen en tuurde er voorzichtig onder. "Daar mag niemand wat van zien", vervolgde hij op samenzweerderstoon", en dan moet je even bedenken wat je zegt. Kijk, wat ligt hier nu?" Hij hief het bekertje op. Ik had werkelijk met de grootste aandacht toegezien, en was nogal teleurgesteld toen er nog vijf stenen onder lagen. "Vijf stenen", zei ik. Een homerisch gelach van de barbevolking deed mij ineenkrimpen. Ik voelde mij erg dom.
"Nee", zei mijn vriend, mij een tweede pils toeschuivend, "nee, daar ligt een full house!" Ik kreeg veel zin om weg te lopen, want dit werd niets, dat was duidelijk. Bovendien kon ik niet tegen al dat bier.
     "O," zei ik, "wat is dat?"   "Drie dezelfde en twee dezelfde," antwoordde mijn vriend.   "Ja," zei ik.   "En dit," zei mijn vriend, aan de stenen wurmende, "zijn two pair".   "Zo," zei ik. Daar kwam waarachtig al weer een pils aan. God, waar moest dat heen. Kon ik maar weg.
     "Nou, jij," moedigde mijn vriend aan, mij op de schouder kloppende. Ik vatte de beker en keerde hem na enig gescharrel om. Toen loerde ik eronder. De stenen lagen allemaal met de klaveraas naar boven.
     "Wat moet dat nou?" vroeg ik ongelukkig.   "Zeg maar iets," zei mijn vriend, "zeg maar gewoon wat er ligt". Mijn glas was al weer helemaal vol. Net het vat der Danaïden, maar dan met omgekeerde werking.
     "Nou, ja", mompelde ik, "drie van dezelfde en twee van dezelfde".   "Hahahaha!" zei mijn vriend, "leukerd! Wip!"   "Wip?" vroeg ik angstig. Mijn vriend hief de beker op. Er viel een dodelijke stilte. "Poker!" kreunde de barman. "Ik kan het niet helpen", stotterde ik, "'t Ging zo maar!" Here, wat had ik gedaan? Wat wilden ze van me?   "Ik zit er in", zei mijn vriend en schudde de stenen, "wat een leperd!"
     Ik hoorde mijn vriend iets zeggen tegen de man naast hem, die ook met de stenen begon te prutsen en toen het hele zaakje naar mij toeschoof.
"Carré", fluisterde hij, " zet hem op!" Hij knikte bemoedigend. Ik loerde onder de beker. Wel, wel, nu lagen er plotseling vier stenen. De vijfde zwierf ergens over de bar. En mijn glas was weer vol. Nu werd de toestand hachelijk. Wat wilde die man met z'n Carré? Ik gooide ten einde raad alle stenen weer in de beker en begon te rammelen. Dit veroorzaakte een afkeurend gemompel.
     "Alleen die ene overgooien, sukkel!" siste mijn vriend. Zou het helpen als ik hard ging gillen? Deze mensen waren gevaarlijk, dat stond vast.
     Ik kiepte de hele zaak om en tuurde minutenlang wanhopig onder de beker. "Waar ben je nou mee bezig?" vroeg mijn vriend. "Poker", zei ik angstig. "Wip!" riep mijn vriend en tilde de beker op. De vijf stenen lagen warempel alweer met hetzelfde teken naar boven. Mijn vriend vloekte ontzettend. "Jij speelt vals!" riep hij, "dat kan niet twee keer achter elkaar!"
     O, moeder, wat nu. Ik was dronken, dat voelde ik duidelijk, en zelfs weglopen zou niet meer gaan. Was ik vanmorgen maar in mijn bed gebleven. Mijn vriend stortte de stenen weer terug en begon te rammelen. "Nou," zei hij even later, "luister nou. Nou heb ik meneer hier two pair gegeven, en nou krijg jij full house dames-heren van meneer."
"Dank u wel meneer, " lispelde ik. Weer een vol glas. En ik was al zo zat als een aap. Met de moed der wanhoop frunnikte ik aan de beker, maar kon al niet meer zien wat er lag. Ik besloot er ook maar een steen uit te halen, die ik op goed geluk over de bar wierp. De steen rolde vlug weg en verdween in de spoelbak.
     "Nou, nou, " zei ik lallend, " Alsjeblieft. Carré". De barman viste de steen uit het water, mijn vriend loerde onder de beker en toen naar mij. "Je maakt hem wel," zei mijn vriend. Wat bedoelden ze dáár nu weer mee?
     "Three of a kind, en hij gaf fullhouse," zei mijn vriend verwijtend. Ik begon te schreien, er kwamen allerlei mensen kijken.
     "Je moet het overdoen," zei mijn vriend, "en hou op met dat gegrien!" Met trillende vingers nam ik de beker, stiet hem om, nam er iets uit, gooide alle stenen weer over en probeerde iets te zeggen. "Ik weet niet" kermde ik. Mijn vriend nam de beker over, manipuleerde er hevig mee en gaf hem door aan meneer. Ik constateerde inmiddels dat dit mijn veertiende glas bier was en dat ik geen hoofd meer had maar een trapeziumvormig blok lood.
     "Grote straat," zei de meneer. Ik loerde naar de beker. Het kon me allemaal niets meer schelen. Ik pakte de beker en kwakte hem hard neer. "Poker," zei ik, "bah!". Mijn vriend glimlachte medelijdend en tilde de beker op met een triomfantelijk "Wip!"
     De stenen lagen voor de derde keer met de klaveraas naar boven. "Je hebt het gewonnen, " zei de barman, toen het gebrul geluwd was, "nou moet je een rondje geven". Het publiek applaudisseerde hevig.
"Ja, " zei mijn vriend, "en nou spelen we een rondje voor revanche!"
     Toen verhief ik mij van mijn kruk en bulkte: "Iene miene mutten, tien pond grutten!" waarna ik achterover op de grond klapte.

De volgende morgen ontwaakte ik geheel scheefgegroeid in mijn bed. Overal stonden teilen en emmers, de werkster boende een grote geel-groene vlek in het zeil.
     "Vannacht was de jongeheer niet lekker," zei ze onnodig hard. Er zat vochtig pakpapier in mijn hoofd, ik hoorde het kreukelen. "De jongeheer had zeker een feestje!" riep het mens. Ik loensde naar het plafond. Er zaten barstjes in, dunne, grijze barstjes.
De werkster ging op mijn bed zitten. "Zal ik een spelletje doen met de jongeheer?" brulde ze, "dat doen ik ook al tijd als ie ziek is!"   "Wat voor spelletje?" rochelde ik. Mijn ogen waren hardgekookte, bedorven eieren. Ik rook ze. Het mens boog zich naar me toe.
"Heb de jongeheer misschien pokerstenen?" vroeg ze.

En dit is dan het verhaal, dat ik al zo vaak heb verteld, sinds ik in voorarrest zit, aan de advocaat, en de rechter, en de psychiater. Maar ze willen me niet geloven. Ze denken dat het een lustmoord is.

-.-.-.-.-.-.-.-.


Inhoud op internet gezet met toestemming van Lennaert Nijgh.
De copyrights blijven onverkort geldig.
Transcripties kunnen overname-fouten bevatten. Correcties zijn welkom.




Gegenereerd door DVEGEN 3.2 op 2004-10-09
email