Met dank aan Peter Vons voor het beschikbaar stellen van SCANS.
Inhoud op internet gezet met toestemming van Lennaert Nijgh.
De copyrights blijven onverkort geldig.
Transcripties kunnen overname-fouten bevatten. Correcties zijn welkom.
1- Een waanzinnig spel. 2- De aard heeft einde nog begin. 3- De dubbelzinnigheden van het bestaan. |
4- Een kwalijk meneertje. 5- Stemmen horen. |
|
|
Lennaert Nijgh | Kennemer Lyceum |
Nooit van mijn leven zal ik de dag vergeten
dat ze me pokeren leerden. Dat was aan het strand, in een houten
paviljoen waar een bar stond en waar de min of meer artistieke lieden van
ons stadje zich plachten te verzamelen. Ik kwam daar op een keer
nietsvermoedend binnen om iets te gebruiken en mijn krantje te lezen,
want een mens moet tenslotte op de hoogte blijven van het wereldnieuws,
en met een kopje koffie ging ik op mijn gemak zitten en verdiepte mij in
het wereldnieuws. Na een tijdje voelde ik iemand aan mijn schouder
plukken.
"Niet doen", zei ik, "ik moet Koning
Hollewijn nog uitlezen". Naast mij stond mijn vriend uit Zandvoort, een
mooie jongen met veel geld, die in het cafébedrijf werkzaam is.
Hij vroeg mij of ik ging pokeren. Ik zei dat ik dat niet kon, en
verdiepte mij weer in mijn krant.
"Ja maar dat moet je leren", riep hij,
"iedereen doet dat toch!" Hij legde mij uit, dat de kunst van het pokeren
iets was, wat men zeer zeker moest beheersen om te slagen in het leven.
"Goed dan", zei ik, en stond op. Koning Hollewijn moest maar even
wachten, vervelend, maar goed, ik wilde mijn vriend een pleizier doen. Ik
stelde mij voor, dat pokeren wel iets flauws zou zijn, zoals zwarte
pieten, want kerels die ik het altijd aan de bar zag doen stonden vrijwel
allen bekend om hun volmaakt gebrek aan hersens.
Toen we aan de bar zaten kwam Paul, de
barman, aandragen met een lederen bekertje, waarin vijf stenen. Mijn
vriend liet mij een pils inschenken en begon het spel uit te leggen.
"Kijk," zei hij, "je schudt de beker en keert hem om. Zo. En dan kijk je
wat er onder ligt". Hij omvatte het bekertje met beide handen en tuurde
er voorzichtig onder. "Daar mag niemand wat van zien", vervolgde hij op
samenzweerderstoon", en dan moet je even bedenken wat je zegt. Kijk, wat
ligt hier nu?" Hij hief het bekertje op. Ik had werkelijk met de
grootste aandacht toegezien, en was nogal teleurgesteld toen er nog vijf
stenen onder lagen. "Vijf stenen", zei ik. Een homerisch gelach van de
barbevolking deed mij ineenkrimpen. Ik voelde mij erg dom.
"Nee", zei mijn vriend, mij een tweede pils toeschuivend, "nee, daar
ligt een full house!" Ik kreeg veel zin om weg te lopen, want dit werd
niets, dat was duidelijk. Bovendien kon ik niet tegen al dat bier.
"O," zei ik, "wat is dat?" "Drie dezelfde
en twee dezelfde," antwoordde mijn vriend. "Ja," zei ik. "En dit," zei
mijn vriend, aan de stenen wurmende, "zijn two pair". "Zo," zei ik. Daar
kwam waarachtig al weer een pils aan. God, waar moest dat heen. Kon ik
maar weg.
"Nou, jij," moedigde mijn vriend aan, mij
op de schouder kloppende. Ik vatte de beker en keerde hem na enig
gescharrel om. Toen loerde ik eronder. De stenen lagen allemaal met de
klaveraas naar boven.
"Wat moet dat nou?" vroeg ik
ongelukkig. "Zeg maar iets," zei mijn vriend, "zeg maar gewoon
wat er ligt". Mijn glas was al weer helemaal vol. Net het vat der
Danaïden, maar dan met omgekeerde werking.
"Nou, ja", mompelde ik, "drie van dezelfde
en twee van dezelfde". "Hahahaha!" zei mijn vriend, "leukerd!
Wip!" "Wip?" vroeg ik angstig. Mijn vriend hief de beker op. Er
viel een dodelijke stilte. "Poker!" kreunde de barman. "Ik kan het niet
helpen", stotterde ik, "'t Ging zo maar!" Here, wat had ik gedaan? Wat
wilden ze van me? "Ik zit er in", zei mijn vriend en schudde de
stenen, "wat een leperd!"
Ik hoorde mijn vriend iets zeggen tegen de
man naast hem, die ook met de stenen begon te prutsen en toen het hele
zaakje naar mij toeschoof.
"Carré", fluisterde hij, " zet hem op!" Hij knikte bemoedigend.
Ik loerde onder de beker. Wel, wel, nu lagen er plotseling vier stenen.
De vijfde zwierf ergens over de bar. En mijn glas was weer vol. Nu werd
de toestand hachelijk. Wat wilde die man met z'n Carré? Ik gooide
ten einde raad alle stenen weer in de beker en begon te rammelen. Dit
veroorzaakte een afkeurend gemompel.
"Alleen die ene overgooien, sukkel!"
siste mijn vriend. Zou het helpen als ik hard ging gillen? Deze mensen
waren gevaarlijk, dat stond vast.
Ik kiepte de hele zaak om en tuurde
minutenlang wanhopig onder de beker. "Waar ben je nou mee bezig?" vroeg
mijn vriend. "Poker", zei ik angstig. "Wip!" riep mijn vriend en tilde
de beker op. De vijf stenen lagen warempel alweer met hetzelfde teken
naar boven. Mijn vriend vloekte ontzettend. "Jij speelt vals!" riep hij,
"dat kan niet twee keer achter elkaar!"
O, moeder, wat nu. Ik was dronken, dat
voelde ik duidelijk, en zelfs weglopen zou niet meer gaan. Was ik
vanmorgen maar in mijn bed gebleven. Mijn vriend stortte de stenen weer
terug en begon te rammelen. "Nou," zei hij even later, "luister nou. Nou
heb ik meneer hier two pair gegeven, en nou krijg jij full house
dames-heren van meneer."
"Dank u wel meneer, " lispelde ik. Weer een vol glas. En ik was al zo
zat als een aap. Met de moed der wanhoop frunnikte ik aan de beker, maar
kon al niet meer zien wat er lag. Ik besloot er ook maar een steen uit te
halen, die ik op goed geluk over de bar wierp. De steen rolde vlug weg en
verdween in de spoelbak.
"Nou, nou, " zei ik lallend, " Alsjeblieft.
Carré". De barman viste de steen uit het water, mijn vriend
loerde onder de beker en toen naar mij. "Je maakt hem wel," zei mijn
vriend. Wat bedoelden ze dáár nu weer mee?
"Three of a kind, en hij gaf fullhouse,"
zei mijn vriend verwijtend. Ik begon te schreien, er kwamen allerlei
mensen kijken.
"Je moet het overdoen," zei mijn vriend,
"en hou op met dat gegrien!" Met trillende vingers nam ik de beker, stiet
hem om, nam er iets uit, gooide alle stenen weer over en probeerde iets
te zeggen. "Ik weet niet" kermde ik. Mijn vriend nam de beker over,
manipuleerde er hevig mee en gaf hem door aan meneer. Ik constateerde
inmiddels dat dit mijn veertiende glas bier was en dat ik geen hoofd meer
had maar een trapeziumvormig blok lood.
"Grote straat," zei de meneer. Ik loerde
naar de beker. Het kon me allemaal niets meer schelen. Ik pakte de beker
en kwakte hem hard neer. "Poker," zei ik, "bah!". Mijn vriend glimlachte
medelijdend en tilde de beker op met een triomfantelijk "Wip!"
De stenen lagen voor de derde keer met de
klaveraas naar boven. "Je hebt het gewonnen, " zei de barman, toen het
gebrul geluwd was, "nou moet je een rondje geven". Het publiek
applaudisseerde hevig.
"Ja, " zei mijn vriend, "en nou spelen we een rondje voor revanche!"
Toen verhief ik mij van mijn kruk en
bulkte: "Iene miene mutten, tien pond grutten!" waarna ik achterover op
de grond klapte.
De volgende morgen ontwaakte ik geheel scheefgegroeid in mijn bed. Overal
stonden teilen en emmers, de werkster boende een grote geel-groene vlek
in het zeil.
"Vannacht was de jongeheer niet lekker,"
zei ze onnodig hard. Er zat vochtig pakpapier in mijn hoofd, ik hoorde
het kreukelen. "De jongeheer had zeker een feestje!" riep het mens. Ik
loensde naar het plafond. Er zaten barstjes in, dunne, grijze
barstjes.
De werkster ging op mijn bed zitten. "Zal ik een spelletje doen met de
jongeheer?" brulde ze, "dat doen ik ook al tijd als ie ziek
is!" "Wat voor spelletje?" rochelde ik. Mijn ogen waren
hardgekookte, bedorven eieren. Ik rook ze. Het mens boog zich naar me
toe.
"Heb de jongeheer misschien pokerstenen?" vroeg ze.
En dit is dan het verhaal, dat ik al zo vaak heb verteld, sinds ik in voorarrest zit, aan de advocaat, en de rechter, en de psychiater. Maar ze willen me niet geloven. Ze denken dat het een lustmoord is.
Inhoud op internet gezet met toestemming van Lennaert Nijgh.
De copyrights blijven onverkort geldig.
Transcripties kunnen overname-fouten bevatten. Correcties zijn welkom.
|
|