Nieuws

Heel mooi naar de ratsmodee

door Herman Veenhof

In het begin van de jaren zestig bezoekt een niet onknappe, eigenzinnig, wat dromerige student de Filmacademie steevast met een boekentas. Maar daar zitten maar twee voorwerpen in: de Bijbel en een fles jenever. Uit het eerste item werd steeds minder, uit het andere steeds meer geput. Zo ging het met Lennaert Nijgh (1945-2002).

 

Met een beetje steun van het Fonds voor Bijzondere Journalistieke Projecten en schier monnikachtig doorzettingsvermogen heeft freelancejournalist Peter Voskuil zijn biografie van en over Lennaert Nijgh afgerond. Dat was hard nodig, want op internet stond tot voor kort niet iets afgeronds en verloor je al struikelen door het kreupel sprokkelhout tussen de bomen het zicht op het bos. Nu is het op een rij gezet: het leven van een middeleeuwer die per ongeluk in een tijdmachine werd gezet en zeven eeuwen naar voren geschoten. In een kasteel zonder stroom zou Nijgh als minstreel – maillotje aan, bokaal bij de hand – de slotvoogd en vooral diens voogdes hebben geëlektriseerd.

Maar, eilaas, dat was niet zo. Nijgh was enig kind van twee ouders die hem maar net niet overleefden. Hij mislukte in Nederland Onderwijsland en ging liedjes schrijven. Die uit zijn beginperiode waren het popidioom in de moerstaal van die dagen lichtjaren vooruit. In de jaren zeventig werd de Nederpop tekstueel beter en boerde Nijgh achteruit.

Tragisch

Drie huwelijken vereisten zijn aandacht, de wijn in het artistieke keldertij werd Berenburger in het café en whisky thuis. Boudewijn de Groot vermocht hem na zijn wederopstandig in de jaren negentig nog maar moeizaam te inspireren en putte uit andere bronnen. Zo werd Nijgh eenzaam en steeds ongezonder. Toen in juni en december 2000 zijn moeder en vader overleden en op 12 november 2002 zijn poes Meneer was het gebeurd. Twee weken en twee dagen later was zijn afgeleefde lichaam de euthanasie voor.

De biografie is wat schools en opsommerig, maar de pluspunten overwegen ruimschoots: zoals altijd heeft De Buitenspelers ook dit boek weer waanzinnig mooi verzorgd, groot formaat, goed papier, meer dan cerebraal geïllustreerd. Daarnaast weet Voskuil veel op te diepen wat nog niet (zo) bekend was.

Veel ervan is tragisch. Zijn leven lang worstelde Nijgh met het gebruik van speed, cocaïne en heroïne, dat steeds meer onbeheersbaar werd. Daarnaast vervult Boudewijn de Groot een minder fijne dubbelrol. Hij zag Nijgh in toenemende mate als tekstmachine en toen die steeds meer ging haperen, was het met Bo’s pastorale zorg maar mondjesmaat gesteld. Nijghs dood brengt vooral ‘berusting’ teweeg. Hij kan alleen die van een ander vertolken.

 

 

Bontekoe

Een derde opbrengst van Voskuil is prettiger. Nijgh bleek vooral in zijn jonge jaren verrassend goed te kunnen schilderen en natuurlijk staan die landschapjes in kleur in het boek. Nijgh deed in proza heel veel – ook als opdracht – dat meer waardering zou verdienen. Om maar iets actueels te noemen: in 1989 hertaalde hij voor uitgeverij Pirandello het oorspronkelijke Journaal van schipper Bontekoe. Dat boek is veel spannender dan de roman van Fabricius en zou ook als filmscript niet hebben misstaan. Maar het verkocht voor geen meter en staat nu integraal op internet.

Nijgh gaat in de ramsj, nadat hij als mens – heel mooi schrijvend – naar de ratsmodee ging.

Wat een typisch Nijgh-woord zou dat trouwens zijn, ratsmodee. Het komt uit het Jiddisch, ontstaan uit de verbinding ‘nooch der Aschmedaj’, wat ‘naar de duivel, naar de bliksem, de verdoemenis’ gaan betekent. Asjmedaj de naam is van een koning der demonen uit het apocriefe Bijbelboek Tobias.

Had niemand hem nou echt kunnen redden, Lennaert Nijgh? Wat zou er zijn gebeurd als hij meer had gelezen uit zijn favoriete Bijbelboeken Hooglied, Prediker en de Psalmen en die andere beker aan zich voorbij had laten gaan?

Of desnoods Tobias.